Verhalen

De palingvanger van Hamelen

23-06-2023

Het is 6 uur ‘s ochtends. Dit keer ben ik nuchter. Ronnie, Kees en ik staan aan de oever bij het gemaal. Een kwetsbaar bootje van polyester ligt op ons te wachten aan een lijn. Gaat dat passen? De bedoeling is om te gaan vissen op paling. Ik mag zowaar mee. Ik heb nog nooit gevist op paling, dus ik krijg les. Alweer. Daarom is Kees erbij. Ronnie heeft diep respect voor Kees, want Kees vangt alles wat los en vast zit. Of het nou vliegt, zwemt, kruipt of rent, Kees vangt het. Kees heeft een opleiding genoten die niet verder gaat dan het armetierige lagere schooltje in het dorp maar dat boeit niet. Want Kees overleeft. Overal. Er is een anekdote dat Kees op zaterdagmiddag werd opgetrommeld door de plaatselijke boeren om te gaan drijven bij de fazantenjacht. De jacht is heilig bij de boeren. Een jaarlijks terugkerend ritueel waarbij de masculiene eigenschappen en vaardigheden van de heren weer eens worden gemeten. Vier boeren gewapend met dubbelloops jachtgeweren en Kees enkele tientallen meters vooruitlopend om het wild op te jagen. Dat dat drijven heet, werd mij later pas duidelijk. En toen gebeurde het. Het moment dat een fazant door het drijven fladderend opsteeg uit het loof van de bieten. Oorverdovende knallen; boer één miste, boer twee ook, boer drie had zijn patronen niet op tijd in de dubbele loop en boer vier was sowieso te laat. Wat erna gebeurde is episch te noemen. Een woord dat Kees vast en zeker niet kende. Kees pakte een steen zo groot als een tennisbal van de grond, nam een houding van een honkbal-pitcher aan en gooide uit alle macht richting de fazant. Een doffe klap, en daar ging-ie. Als een vliegtuig met uitgevallen motoren richting grond. Een secondenlange stilte volgde, tot één van de boeren begon te klappen en de anderen zijn voorbeeld volgde.

 

Een andere keer, het jachtseizoen erop, wist Kees het voor elkaar te krijgen een haas met zijn blote handen te vangen. Geritsel in de bladeren waarna het ene beest op het andere dook. Als een levende trofee hield hij het spartelende slachtoffer met één hand omhoog. ‘Moeje kaiken! Ik heb dat haas gevange!’, riep hij. Sindsdien geniet Kees een heldenstatus in het dorp. Kees kan bij niemand meer stuk. Krijgt regelmatig gratis drankjes in de kroeg en wordt keer op keer uitgenodigd bij de boeren voor een borrel en een sigaar. Kees bekleedt sindsdien ook bijbaantjes bij Het Waterschap, waar hij op ratten jaagt, die de dijken en oevers van de wateren aantasten. Voor elke dooie rat ontvangt hij een leuk bedrag en zo heeft hij zijn zwaar opgevoerde Kreidler bij elkaar gespaard. Het volgende project wordt een Golf GTI. Dat ie goed is in zijn vak bewijst de foto op de voorpagina van het plaatselijke Suffertje van vorige week, waarop hij poseert met een exemplaar van de gevreesde oevervandaal van 30 centimeter groot. Zónder staart. Daar houdt hij het gevaarte ondersteboven aan vast. Hij kijkt er grijnzend naar waarbij ik de associatie met een Neanderthaler niet kan onderdrukken. Voorzichtig stappen we in het polyester schuitje. Het bootje is wankel en eigenlijk te klein voor ons drieën. Eén onverhoedse beweging en hij slaat gegarandeerd om. Ronnie heeft het me van tevoren ingepeperd, ik ben gewaarschuwd. Het buitenboordmotortje van 2 pk wordt aangeslingerd waarna we met een zacht roffeltje wegglijden. Links en rechts hangen wolkjes van mist en dauw boven het weerspiegelende wateroppervlak. Kleine hekgolfjes brengen de waterplanten aan weerskanten van het kanaal wiegend in beweging. Een vroege meerkoet zwemt voor ons uit. Na een half uurtje minderen we vaart. ‘Hier. Hier is het goed’, zegt Kees. Ronnie doet wat-ie zegt en zet de motor uit. Wacht even. Ronnie gehoorzaamt Kees? Tergend langzaam glijden we richting een oever van gras waarna we aanleggen en de kant opklimmen. ‘Hebbie die wormen bij je?’, vraagt Kees. ‘Jaja.’

 

Het vangen van wormen is een fenomeen op zich. Kees leerde het van Jan de stroper. Een jager met illegale praktijken die continu dronken was. Was. Jan de stroper zoop zich dood en ligt nu zelf tussen de wormen. Maar het vangen van de wormen; het is een indrukwekkend ritueel. Je steekt een riek zo ver mogelijk in de grond – liefst wat vochtige grasland – en je slaat ritmisch tegen de houten steel zodat deze begint te trillen. Als een bokser wanneer hij aan het trainen is tegen een punchbal. Minutenlang. Wat er dan gebeurt zullen mensen met eigen ogen moeten zien. Wormen komen gedresseerd uit de grond als minicobraatjes, in de ban hun slangenbezweerder met de riek. Wormen vangen, het wordt vast mijn volgende les. Nu eerst de beproeving van het aanbrengen ervan. Wil ik dit wel? Kees demonstreert me haarfijn hoe ik een worm op een vishaak moet aanbrengen. Vier keer want elke lijn heeft vier haken. Dat Kees zes lijnen met zes haken aan zijn hengel heeft, zal ongetwijfeld z’n redenen hebben. ‘Kijk Sjim, je zet de haak op de kop’. Tja, wat is kop en wat is staart? Vraag ik me af. ‘….Effe dauwe…en ’t hele lijf …er doorheen jassen…Nou jij. Ik pak de levende siliconensliert beet en voel de klamme kou van het arme beestje. Het reliëf van de smerige ringen op het bruine lijfje maken contact met m’n vingertoppen. Wanhopig kronkelend verzet het zich tegen wat komen gaat. Liefst slinger ik het beestje terug de vrijheid in en ren ik zo hard mogelijk weg. Maar dat zou betekenen dat ik hier niet meer zou kunnen wonen en voorgoed zou moeten emigreren. Ik zet de haak op de kop waarvan ik denk dat het de kop is en sluit m’n ogen. Dan duw ik het slachtoffer z’n middeleeuwse marteldood tegemoet. Speeksel maakt zich vrij in m’n mond dat ik nog net weet door te slikken.

 

‘Niet gek voor een stadsprutser’, zegt Ronnie. ‘Zeker niet’, beaamt Kees. Geslaagd dus, maar of ik er blij mee ben. Als alle haken voorzien zijn van wormen is het tijd voor les twee. Inwerpen. ‘Kijk Sjim, je pakt je hengel…beugel van de molen omklappen… wijsvinger onder de lijn… en gooie!’ Ik denk dat Kees z’n lijn met lood en haken, wat zal het zijn, zeker 25 meter wegwerpt. Dat heeft-ie vaker gedaan. Ik weet zowaar ook voor les twee te slagen en werp m’n lijn tamelijk ver weg voor een stadsprutser. De mannen knikken voorzichtig. ‘En nu?’ Domme vraag natuurlijk. ‘Wachten.’, klinkt het. In de vijftien minuten die volgen, passeren de meest stoere verhalen de revue waarbij kwantiteit het sleutelwoord is. Variërend van hoeveel wijven Kees heeft gehad tot hoeveel meter bier er vorig weekend is gedronken tot hoeveel pk’s een boot moet hebben om er op blote voeten achter te kunnen waterskiën. Ik luister en observeer. Van het één op het andere moment zijn de heren afgeleid. ‘Je hebt beet!’ Dan zien we het alle drie. De top van de werphengel van Kees gaat als een dolle tekeer alsof iemand ‘m hard heen en weer trekt. Kees springt op, geeft een soort sierlijke maar zeer stevige ruk aan de hengel en begint als een bezetene aan zijn molen te draaien. ‘Je mot ze heel snel inhalen anders verlies je ze.’, legt Ronnie uit. ‘Dan vallen ze van de haak.’ Kees weet de buit moeiteloos binnen te halen. Aan zijn lijn hangen zeker 5 joekels van palingen, wild kronkelend zich verzettend tegen hun lot. Kees smijt ze op de kant en duikt op zijn slijmerige prooien. Razendsnel haalt hij de palingen van de haken af en maakt hij ze als een volleerde visboer terplekke schoon op de schuin aflopende graskant. Ronnie en ik staan erbij en kijken ernaar. Alle puzzelstukjes van de heldenstatus van Kees die ik louter van horen zeggen heb, vallen op z’n plek. Nadat hij ze in een emmer heeft gegooid, kijkt hij met zijn handen in z’n zij over het water. ‘Zo da’s één.’ Anderhalf uur later en 30 wormen verder maken we de balans op; 25 palingen, schoon en wel. Wat een exorbitant goede vangst is als ik Ronnie en Kees mag geloven. ‘Zijn d’r veul man!’

 

We varen terug als de zon al goed op is. Glinsterende golfjes voortgeduwd door de zwakke ochtendwind blikkeren in mijn ogen. Een reiger aan de rechteroever staat ons cynisch aan te kijken als we voorbijkomen. Dan vliegt het beest op en laat een indrukwekkende spanwijdte zien die ik niet had verwacht. Kees houdt denkbeeldig een geweer vast dat hij op de reiger richt en haalt de trekker over terwijl hij een klakkend geluid met zijn tong maakt. Hij kan het niet helpen; de man is gemaakt voor de jacht. Geef ‘m een berenvel en een speer en hij is thuis. Sommigen worden een week te vroeg geboren, anderen weer een maand. Een enkeling door de speling van de natuur zo’n kleine 200.000 jaar te laat.

Reageren op dit blog? Mail me op dimi@dimitikt.nl

Aanraders

Aai d’n Engel

“Hij leeft nog, maar ja….”

Mijn Co-piloot Ron

“Ze zeiken en schijten niet zonder elkaar.”

De palingvanger van Hamelen

“Ik ben de vis op het droge. Happend naar alcohol.”

Schifahren auf einem spiegel

“Waterskiën op spiegelglad water is als dansen”

Alles
voor Arnold

“Met het zelfvertrouwen van een naaktslak stap ik de zaal binnen.”

Ik drink
dus ik ben

“Ik weet niet wie ik ben zonder alcohol.”

Out of
the boks