Verhalen

Alles voor Arnold
Het ligt voor me. Een blauw A-4 mapje met een wit etiket. ARNOLD staat er met een fineliner geschreven. Ik herken het handschrift van mijn vader direct. En ik hoor de woorden van mijn oom Jaap in mijn hoofd: ”Het dossier van Arnold kun je niet zomaar vrijblijvend inkijken. Dan kun je het niet maken om niks van je leven te maken. Begrijp je dat?”
Heb ik dat gedaan? Iets van mijn leven gemaakt? Heb ik voldoende credits opgebouwd om het te mogen inkijken? Ik open het. Heel behoedzaam, bedachtzaam, bewust. Als eerste zie ik een zwart-wit foto met twee jongens van rond de 18 exact hetzelfde gekleed in early Elvis Presley-style. Wijde broek, blazer, puntschoenen. Rock ’n roll pur sang. De rechter kijkt opzij naar zijn broer en is duidelijk mijn vader. Wat is-ie jong en blond. De linker kijkt mij aan met een grijns. Verdomd, dat zijn mijn wenkbrauwen. De confrontatie is best groot. Dat is ‘m dus: Arnold. Wat een mooie lach. Wat een knappe jongen. Nog meer foto’s. Klassenfoto’s. Vakantiefoto’s. Een paar portretjes. Handgeschreven brieven. Een foto waar hij midden op straat de sierlijke pose van een ballerina aanneemt. Derde positie. De benen bij elkaar en de voeten gespreid, één arm gebogen boven het hoofd. En hij lacht. Hij lacht overal zie ik. Op elke foto. En ik moet meteen denken aan een post die ik op Facebook zag. Met foto’s van celebraties: Robin Williams, Philip Seymour Hofman, Kurt Cobain, Marilyn Monroe. Allemaal breeduit lachend. Erbij stond een regel: this is what depression looks like.
Arnold wordt geboren op 29 maart 1941 en is één van de 4 kinderen in het gezin waarin ook mijn vader opgroeit. Arnold barst van de levenslust en talent. Hij is zo ontzettend ambitieus dat hij in alles wil uitblinken. Vooral sport lijkt zijn ding. Hoewel hij 1,5 jaar ouder is dan mijn vader zitten ze in dezelfde klas op de HBS: klas 3B. Ik pak zijn rapport erbij. Inderdaad goede cijfers. Behalve Algebra. Een 3. Dat heb ik dus ook van hem. Lichamelijk opvoeding een 9. Hoe kan het ook anders. Dat-ie goed is in sport moet iedereen weten. Er is geen sport die hij niet probeert. En die hij niet mag doen van zijn ouders. Als Arnold het wil dan mag het. Hij krijgt elke sportuitrusting die hij wil. Alles voor Arnold. Tot grote jaloezie van mijn vader. Terecht of niet, Arnold blijkt veel talent te hebben. Voetbal, tennis, atletiek, boksen; hij doet het en hij kan het. Maar er zijn ook blessures. Een voetbalknie, gescheurde enkelbanden, gebroken pols. Is Arnold te fanatiek? Uit pure frustratie en gedwongen een stapje terug te doen, gooit hij soms de handdoek. Dan maar helemaal niet. Hij gaat op zoek naar andere wegen. Overzeese wegen zelfs. Het is eind jaren ’50 en hij vraagt als één van de eersten in Nederland een cursus bodybuilding aan bij Charles Atlas in Amerika. Een door de reis gehavend poststuk met talloze stempels en postzegels arriveert bij huize Korpershoek. Boeken, trainingsschema’s, veelbelovende foto’s van gespierde lichamen. Arnold duikt erin. Vol overgave. Hij pakt elk moment aan om te trainen. Hij moet en zal het lichaam van een bodybuilder krijgen. Zijn ouders betrappen hem regelmatig als hij tot 4 uur ’s nachts zijn oefeningen doet. Midden in de winter voor het open raam.
Zijn bril zit ‘m in de weg. Zowel richting de meisjes als bij het sporten. De oefeningen en krachttraining thuis zijn nog wel te doen. Maar de bal- en teamsporten zijn een probleem. Als hij toelatingsexamen bij het CIOS doet, wordt hij ondanks zijn fysieke vaardigheden en enorme motivatie afgekeurd. Te slechte ogen en sporten met bril wordt niet toegestaan op het instituut. Zijn gymnastieken droom valt volledig in duigen. Gediskwalificeerd voor het leven. Rood. Voor de wedstrijd überhaupt is begonnen. Het is een gigantische teleurstelling voor hem. Hij is totaal kapot. Sport was zijn lust en zijn leven. Wat nu? Het is allemaal de schuld van die rotbril. Die heeft zijn toekomst verpest. De bril moet weg, zo snel mogelijk. En eerlijk gezegd; ik begrijp ‘m goed. Op klassenfoto’s pik je Arnold er snel uit. Alsof hij twee bakelieten telefoonhoorns boven zijn ogen draagt. En dan toch nog lachen. Hij wil van het onding af. Maar wat dan? Hij had gehoord van de eerste contactlenzen in Nederland. Ook overgewaaid uit Amerika. Hij moet en zal contactlenzen. Zijn ouders gaan akkoord met het plan. Alles voor Arnold. Ze hebben steeds meer zorgen om Arnold en hij wordt min of meer hun zorgenkind. Ze hebben het gevoel dat ze hem moeten helpen. Anders komt het niet goed met hem. Mijn vader klaagt: ”waarom wordt Arnold zo voorgetrokken?” “Aan jou hebben we geen omkijken”, is het antwoord. “Met jou komt het wel goed.” En bedankt! Na een zoektocht wordt een opticien gevonden die de lenzen kan aanmeten. Wat best een uitdaging is gezien de sterkte van zijn brillenglazen. Maar goed, Arnold krijgt contactlenzen. Als eerste en enige in het dorp en omstreken. Gemaakt van het hypermoderne en keiharde perspex, met een diameter van zeker 25 mm. Het zijn zowaar schotels waar je bijna mee kunt frisbee-en. Het inbrengen en dragen ervan wordt één groot drama. Ontstoken ogen, slapeloze nachten, dikke tranen. Tranen waarvan?
Sport lijkt een gepasseerd station. Teveel tegenslagen, teveel teleurstellingen, teveel gedoe. Hij vindt een andere passie. In linguïstisch opzicht voelt hij vele driften en drijfveren. Arnold is taalgevoelig en zijn Engels is goed. Hij verdiept zich in de Engelse literatuur. Leert vele en complete sonnetten van Shakespeare uit zijn hoofd. En ook dat zal iedereen weten. In de plaatselijke kroeg in Oud-Beijerland – een gereformeerd dorp doordrenkt van calvinisme – klimt hij op tafel tussen de verschraalde glazen bier en brult hij op theatrale wijze teksten door het dranklokaal. “Shall i compare thee to a summers day? Thou are more lovely and more temperate. Rough winds do shake the darling buds of May. And Summers lease hath all too short a date!” Gelach, gebrul, gejoel. Hij wordt totaal voor gek versleten door de bekrompen zielen van het dorp. “Da’s die malloot van Kurpershoek! Die is nie goed wais!” Het doet hem niets. Met een brede grijns kijkt hij zijn minachtende publiek aan en maakt onder de talloze verwensingen een diepe buiging. Zijn lerares Engels neemt hem wél serieus. Zij oppert het idee bij Arnold om mee te doen aan een toneelstuk van Shakespeare. Na een auditie krijgt Arnold de rol van King Lear in het gelijknamige toneelstuk. De opvoering is in de gymzaal van de HBS. Een grote horde ouders en veel nieuwsgierige leerlingen hebben zich aangemeld om het stuk te kunnen bijwonen. Als hij het kostuum aantrekt van King Lear, lijkt hij iemand anders te worden. Zijn hele mimiek verandert. De nadrukkelijke wenkbrauwen en zijn ogen lijken nog krachtiger te spreken. Hij speelt zijn rol met verve en maakt diepe indruk. Zowel op zijn medespelers als op het publiek. Zijn monologen zijn foutloos, zijn uitspraak is fantastisch, Aan het eind van het stuk krijgen de spelers een staande ovatie. Maar het is Arnold die het stuk draagt.
Arnold moet en zal naar de Toneelacademie. Want, zijn lerares zegt dat hij talent heeft. Hij wil er hemel en aarde voor bewegen. Hij wil zelfs stoppen met de HBS, midden in de eindexamenklas! ‘Wat zeg je nou?!’ Zijn ouders hebben grote twijfels. Maar volgens Arnold moet het. Hij móet dit doen. Tja, als Arnold het echt wil. Hij moet tenslotte aan een toekomst worden geholpen. In een kleine DKW sjouwt zijn vader met hem het hele land door naar toelatingsexamens bij Toneelacademies. In Amsterdam wordt hij geweigerd maar in Arnhem wordt hij toegelaten. Hij is de koning te rijk. King Arnold. Met veel toewijding volgt hij vakken als Voordracht, Toneelgeschiedenis, en Bewegingsleer. En hij gaat op kamers. Arnold laat een tijdje weinig van zich horen en geen nieuws is goed nieuws. Toch? In de weekenden komt hij af en toe thuis. Voor geld, voor benodigdheden, voor de was. Maar, er is iets. Zijn ouders merken iets aan hem. “Gaat het allemaal wel goed jongen?” “Jawel, alleen…” Arnold komt schoorvoetend met een verhaal over docenten die ‘van de andere kant’ zijn. Ze vinden Arnold een aantrekkelijke jongen en ze zoeken toenadering tot hem. Eerlijk gezegd houdt hij van de aandacht en voelt hij zich gevleid. Maar hij weet niet goed hoe ermee om te gaan. Verder wil hij er weinig over kwijt. Worstelt Arnold met zijn sexuele geaardheid? Het lijkt iedereen binnen het gezin nogal stug. Aandacht van vrouwen en vriendinnen genoeg. Maar ja, met Arnold weet je het nooit. Ze hebben een keer gezien dat hij zich voor de spiegel aan het opmaken was. Stiekem de make-up van zijn moeder gepakt. En hij danst af en toe als een ballerina, maar ja. Korte tijd na zijn verhaal over de docenten laat hij van de een op de andere dag alles uit zijn handen vallen. Klaar, over en uit met de Toneelacademie in Arnhem. ‘Waarom?’ ‘Daarom!’ Opnieuw is een avontuur ten einde.
Hij probeert het later nog op de Toneelacademie in Antwerpen. Maar als ik zijn ‘cahiers de brouillon’ doorblader kom ik tot de verdrietige ontdekking dat deze op een paar bladzijdes met aantekeningen na leeg zijn. Ook Antwerpen blijkt al snel einde verhaal. Waarom weet niemand. Wat is er met Arnold aan de hand? Dat er iets speelt is duidelijk. In de periode die volgt raakt Arnold depressief. Nog voor het woord depressief überhaupt de ronde doet in het dorp. Het is begin jaren 60 in Oud-Beijerland Godbetert. Arnold wordt zo depressief dat hij besluit zich op te laten nemen in Delta; een psychiatrisch ziekenhuis in Poortugaal. Vrijwillig. Over deze periode is weinig bekend. Temeer omdat ik denk dat je daarover destijds niet sprak. Wie gek was werd gemeden. Met een hele grote boog. Gebrek aan kennis en empathie is mijn mening. En aan intelligentie. Na ongeveer een maand verlaat Arnold de psychiatrische inrichting en gaat hij naar een instelling voor moeilijk opvoedbare jongeren in Appelscha. Eerst als deelnemer, later als werknemer. Hij vindt er rust en structuur. Rust. Regelmaat. Reinheid. Hij heeft er baat bij. Hij heeft het zo naar zijn zin dat hij iets voor de andere jongeren wil betekenen. Hij wordt aangesteld als jeugdwerker. Voor het eerst in zijn leven voelt hij zich rustig en is hij tevreden. Voor het eerst in zijn leven lijkt het leven op een gewoon leven. Misschien is hij wel gelukkig. En hij ontmoet een meisje. Een mooi meisje van goeden huize dat hij in een weekend besluit voor te stellen aan zijn ouders. Hij introduceert haar als de liefde van zijn leven. Zijn vader en moeder zijn verguld. Het gaat ein-de-lijk goed met Arnold. Hij heeft een baan en een vriendin.
Nadat hij zijn nieuwe liefde heeft voorgesteld loopt hij die middag samen met haar langs het water in Oud-Beijerland. Het is zondag, eind september en het is fris. Ze lopen hand in hand en stoppen even om rustig naar het water te kijken. Zwijgend staan ze zij aan zij te genieten aan de oever van het Spui. Een enkele boot vaart langs. “Ik ga zwemmen!” Zijn vriendin kijkt hem enigszins verward aan. Nog voor ze kan reageren heeft Arnold zijn kleren uitgetrokken en loopt hij richting het water. “Zwemmen?” Hij is inmiddels begin 20 en zijn lichaam is mooi en atletisch gebouwd. Als een volleerd zwemmer duikt hij in het water en maakt hij mooie slagen met zijn borstcrawl. En hij zwemt weg. Zijn vriendin roept dat hij wel voorzichtig moet zijn. En Arnold zwemt. Zijn hoofd wordt steeds kleiner en is steeds moeilijker te onderscheiden tussen de golven. En hij zwemt. Zijn vriendin blijft gefocust op zijn hoofd want ze wil hem in de gaten blijven houden. En hij zwemt. En dan ineens…is zijn hoofd weg. Koortsachtig tuurt zijn vriendin over het water om te kijken of hij ergens weer opduikt. Maar zijn hoofd is weg. En zijn hoofd blijft weg. Zijn vriendin raakt in paniek. Loopt heen en weer langs de oever. Roept. Schreeuwt. Arnold! Er zijn omstanders die stoppen en haar proberen te kalmeren. Arnold is weg! Totaal overstuur pakt ze zijn kleren bij elkaar en rent ze naar zijn ouderlijk huis. Ondertussen loopt het halve dorp uit en is de politie snel ter plaatse. Arnold is weg. Zijn vader is druk in de weer en in gesprek met de politie. Hij geeft mijn vader ondertussen de opdracht om zijn moeder in te lichten. Mijn vader sprokkelt al zijn moed bij elkaar en gaat naast zijn moeder zitten. Hij pakt haar hand vast. “Moeder…er is iets met Arnold…” Twee weken later wordt het levenloze lichaam van Arnold gevonden door de hulpdiensten. Een oom kan hem identificeren aan de hand van zijn contactlenzen.
Lieve Arnold, ik vind het verschrikkelijk verdrietig dat ik je niet heb leren kennen door het vroegtijdige overlijden vanwege een noodlottig ongeval. Maar ik vraag me ook eerlijk af, was het een ongeval? Nam je niet bewust een enorm risico? We zullen het nooit weten. Wat ik wel weet uit alle verhalen die ik heb gehoord en gelezen dat je verschrikkelijk zoekende was. Waarnaar? God mag het weten. Bij mijn geboorte ben ik naar je vernoemd. En ik weet inmiddels dat ik misschien meer op je lijk dan ik dacht. Ik hoop dat je hebt gevonden wat je zocht. Liefs, Arnold Dimitri.
Reageren op dit blog? Mail me op dimi@dimitikt.nl
Aanraders
Aai d’n Engel
“Hij leeft nog, maar ja….”
Mijn Co-piloot Ron
“Ze zeiken en schijten niet zonder elkaar.”
De palingvanger van Hamelen
“Ik ben de vis op het droge. Happend naar alcohol.”
Schifahren auf einem spiegel
“Waterskiën op spiegelglad water is als dansen”
Alles
voor Arnold
“Met het zelfvertrouwen van een naaktslak stap ik de zaal binnen.”
Ik drink
dus ik ben
“Ik weet niet wie ik ben zonder alcohol.”