Verhalen

Out of the boks
Het had iets magisch. De rode leren bokshandschoenen. De wit-gelikte glimmers bij de zachte rondingen in het harde licht. De een schuin half liggend op de ander, alsof ie ‘m had verslagen. De hagelwitte veters zorgvuldig door de gaatjes geregen. Kruislings. En ernaast, in dezelfde kleur en van datzelfde leer, een hoofdbeschermer. Tenminste, daar kwam ik later achter. Dat dat nou een hoofdbeschermer was. Voor sparringpartners. En ze lagen in de etalage van de enige sportwinkel in het dorp. Uren kon ik ernaar kijken. De letters EVERLAST op het label tot in den treure bestuderend. Met onder en boven een curve in het midden waardoor de buitenste letters naar je toekwamen. De stiksels. Het lettertype. Weer naar het rode leer. Naar binnen gaan? Oh nee. Stel je voor. Boksen. Het was voor mij de meest mysterieuze en meest onbereikbare sport die ik kon bedenken. Ik kon het niet doen en ik kon er niet bij. Alsof ik keek naar zeldzame kunstwerken achter gewapend glas.
Ik had gehoord van Muhammad Ali. Gehoord. Gezien nooit. Ja, op een foto. Ik had vriendjes die stiekem ’s nachts de wekker zetten om bokswedstrijden met Muhammad Ali te bekijken. Beneden op de kleuren-tv. Ali vs Frazier. Ali vs Foreman. The Rumble in the Jungle. The Thriller in Manila. Ik kon alleen maar jaloers luisteren hoe ze er verslag van deden. ‘Zag je hoe hij zijn hoeken combineerde? Zag je hoe hij zijn ‘shuffle’ deed?’ Shuffle? Ik durfde niet te vragen wat ze ermee bedoelden. Muhammad Ali op een kleuren-tv. Wat moeten zijn rode bokshandschoenen mooi geglommen hebben. En zijn witte zijden boxershort. Met diezelfde letters ‘EVERLAST’ op zijn gordel. Zijn perfecte donkere lijf. De hoge witte laarsjes strak geregen om zijn kuiten. Muhammad Ali. Het werd een mantra voor me. Voordat ik überhaupt wist wat een mantra was. ‘Maar hoe zit het dan met Cassius Clay? Wanneer moet die weer boksen?’ Ik vroeg het om indruk proberen te maken om mee te kunnen praten. ‘Dat is dezelfde dombo. Ali is Cassius Clay.’ Schaamrood op mijn kaken. Nog roder dan die bokshandschoenen.
Later zag ik Ali bewegend. Op archiefbeelden of in een sportjournaal. Mijn vriendjes hadden niks te veel gezegd. In de halve minuut dat ik ‘m bezig zag in de ring, werd de magie rond boksen voor mij alleen nog maar groter. Hoe hij bewoog. Zo sierlijk. Continue dansend rondom zijn prooi. Iets met de schoonheid van een vlinder en het vileine van een bij. Zijn tegenstanders probeerden ‘m uit alle macht te raken. Het enige wat hij deed is zijn hoofd naar achteren, naar links of naar rechts bewegen waardoor hij alle stoten ontweek. Laconiek en onverschillig. En dan, als hij zijn kans schoon zag. Paf, paf, paf, paf, paf! Een serie rake en pijlsnelle stoten naar het hoofd. Van Sonny Listen. Van Joe Frazier. Van George Foreman. Van…ja van wie niet? Tollend op hun benen hielden ze het een paar ronden vol om uiteindelijk in elkaar te zakken. En Ali provocerend de armen omhoog terug wandelend naar zijn hoek, alsof hij een ommetje had gemaakt. ‘I shook up the world’, zei hij na zijn eerste partij tegen Sonny Listen toen hij wereldkampioen werd. Decennia later kan ik alleen maar beamen dat hij gelijk had. Weer wat later zag ik ook interviews met hem. Zijn vorsende blik onder de gekromde luifels van zijn wenkbrauwen. Ogen vol vuur. Teksten de microfoon in spuwend die het meest weghadden van een rap. ‘Float like a butterfly, sting like a bee. His hands can’t hit what his eyes can’t see.’ The battle begon buiten de ring. En de eerste klappen had Ali al uitgedeeld zonder überhaupt te stoten. Met felle frases liet hij zijn opponenten groggy achter. ‘I murdered a rock, i hospitalized a brick. I’m so mean, I make medicine sick’. Hoeveel rappers zou Ali hebben geïnspireerd?
Eenmaal Ali te hebben gezien stond mijn besluit vast. Ik moest en zou gaan boksen. Ik pakte de ‘Gouden Gids’ en begon simpelweg bij de B. Boksschool Hoboken moest het worden. Trillend pakte ik de telefoon. ‘H..hallo, met Dimitri, i..ik wil graag boksles.’ ‘Met wie?!’ Een dame met de stem van een bootwerker vertelde me in onvervalst Rotterdams hoeveel een abonnement kostte en wanneer de lessen waren. ‘Wel glijk betale, want azzie neergaat ben ik me geld kwijt.’ Met een sportbroekje – zeker niet glimmend – oude gympen en een handdoek in een plastic tasje belde ik aan. ‘Ja?’ ‘Eh, ik had gebeld. Ik wil graag boksles.’ ‘Aad!, ‘k heb hier een nieuwe!’ Met het zelfvertrouwen van een naaktslak stapte ik de zaal binnen. De penetrante zure geur van oud zweet. De bruinleren stootzakken aan zware kettingen aan het plafond. De boksring achterin op het podium – wat was ie echt. De touwen. Het canvas. Posters met aankondigingen van gevechten aan de muur. Ik was volledig in trance. Doffe klappen. Mannen her en der in de zaal die om de beurt stoten op elkaars bokshandschoenen afvuurden. Krachtig de lucht uit hun mond persend en bij elke stoot een kreet. iesh! iesh! iesh! iesh! Het gezwiep van leren springtouwtjes van een stel andere mannen tijdens hun warming-up. En twee gevorderden die heftig aan het sparren waren in de ring. Wilde ik dit wel?
Aad was aardig. Ik kan niet anders zeggen. Hij bracht me de techniek van verschillende stoten bij, samen met een andere jongen die net begon. Voorzichtig begonnen we op elkaars handschoenen. Linnen handschoenen welteverstaan. ‘Die lere maggie pas an azzie het een beetje ken’, zei Aad. We leerden linkse directes, rechtse directes, linkse hoeken, rechtse hoeken en uppercuts. En toen we dat een beetje konden, mochten we combineren met series. Een linkse directe, een rechtse directe en twee hoeken achter elkaar. Steeds harder en steeds sneller. Na twee lessen mochten we naar de leren handschoenen. ‘Maar eerst zwachtelen, anders sla je je klauwen an gort.’ Het zwachtelen vond ik een prachtig ritueel waar ik elke keer weer naar uitkeek. Het uiteinde met het lusje om je duim, de zwachtel afrollen over de rug van je hand, onderdoor langs de palm, weer schuin naar boven en als eerste om je wijsvinger heen, kruislings terug over de rug van je hand, weer onderdoor langs de palm, dan om je middelvinger heen, kruislings terug en zo alle vingers langs totdat je een massief onwrikbaar stootbolletje had.
De leren handschoenen betekende ‘meetrainen met de jongens’. Als eerste een half uur touwtjespringen. Non-stop. Ik had stiekem thuis geoefend maar dit was touwtjespringen next-level. Sommigen zwiepten in één sprong drie keer hun touwtje rond. Imponeren, intimideren, het hoorde er allemaal bij. En ook begreep ik die zure zweetlucht. Na 30 minuten ben je doorweekt. Totdat Aad de zaal inkwam: ‘Ok mannen we gaan beginnen!’ Huh? Ik dacht dat we al begonnen waren. We leerden eerst een half uur schaduwboksen – boksen tegen je spiegelbeeld. Daarna leerden we een half uur techniek stoten, op elkaars handschoenen. En we mochten een half uur sparren – tien keer drie minuten. Toen waren we inmiddels twee uur verder en gesloopt. ‘Ok mannen, handschoenen uit!’ Gelukkig, we zijn klaar, dacht ik. ‘En terug de zaal in voor buikspieren!’ (…) Het kwam erop neer dat je nog een half uur je buikspieren moest laten teisteren. Sit-ups in series van 100. Zware medicijnballen die in je buik werden gesmeten en afsluiten met een serie ‘leg-raises’ totdat je misselijk was en je buik in de fik stond. Meetrainen met de jongens. Leuk. ‘Niet vergeten te wegen mannen!’ Toen ik op de weegschaal ging staan moest ik twee keer knipperen met mijn ogen om mijn gewicht af te lezen. Ik was in 2,5 uur tijd 3 kilo afgevallen.
Ik kreeg er schik in; bokstraining. Het plastic tasje werd een sporttas. De gymbroek werd een blauw glimmend broekje van zijde met een echte gordel. Ik schafte ‘eigen’ leren handschoenen aan en van de Sint kreeg ik hoge bokslaarsjes. Niet van leer, maar toch. En ik werd beter. Ik kreeg een conditie als een paard en ik had een aardige linkse directe, zei Aad. Als niemand keek, deed ik voor de spiegel de shuffle van Ali na: je staat met je linkervoet voor en je rechtervoet achter en je wisselt razendsnel door je rechtervoet voor en je linkervoet achter te zetten. En weer terug. En dat 4 keer per seconde. Tenminste, zo deed Ali het. En natuurlijk kreeg ik klappen. Harde klappen. Als Aad vond dat je maar eens tegen Cor Eversteijn moest sparren – destijds Nederlands kampioen – dan zei je geen nee. Als je tegen Cor moest, dan mocht je in de ring. En in de ring, dan gebeurt er iets met je. In de ring met Cor Eversteijn. Mijn hart gaat er nog sneller van kloppen. Cor was zo vlug als water en had een kop van graniet. Als het me überhaupt lukte om hem één keer te raken – met mijn linkse directe – dan kreeg ik vijf hoeken terug. Maar hé, ik had wel tegen Cor Eversteijn staan sparren. Daar kon ik mee pochen op school.
In dezelfde periode was Ali bezig in de nadagen van zijn bokscarrière, De drievoudig wereldkampioen zou zijn handschoenen aan de wilgen hangen. ‘I will not miss boxing, boxing will miss me’, zei hij. Wow. Er werd een laatste gevecht gepland: the drama in Bahama. Het gevecht aanschouwen was een kwelling. Het deed me pijn om hem zo te zien. Te dik, te traag, de ene na de andere stoot incasserend, het dansen verleerd. Nog erger was het nieuws dat mij erna bereikte dat hij Parkinson had. Boksers-dementie verergerd door alle klappen die hij door de jaren heen had geïncasseerd. ‘Je weet dat je Parkinson hebt en je gaat nog gewoon de ring in’, dacht ik. Dan ben je buitenaards. Dan ben je van een andere planeet. Op zijn sterfdag 3 juni 2016, heb ik een traantje weggepinkt om erna de hele dag documentaires en compilaties van Ali te bekijken. Ik herinner me hem liever als de zwaargewicht die in luttele seconden een spervuur aan stoten kon geven en met opgeheven armen naar zijn hoek liep. Ik bekijk ze nog regelmatig, de beelden. Zelf was ik inmiddels ook gestopt met boksen. Je moet stoppen op je hoogtepunt nietwaar? Ik was 35 toen ik in 4 weken tijd twee keer twee ribben had gekneusd tijdens een sparringpartijtje. Hoboken is nooit een zachtzinnige school geweest. Ik vond het welletjes. Aad knikte en zag dat het goed was.
Tijdens een opruimbui kom ik mijn oude bokstas tegen. Het is best spannend om ‘m te openen. Een weeïge geur dringt mijn neusgaten binnen. De zwartleren handschoenen. De blauwe zijden boxershort met hier en daar wat aangevreten gaatjes. De opgerolde zwachtels. Het springtouwtje. Ik ruik aan het leer van de handschoenen. Ik pak een zwachtel, ik doe het lusje om mijn duim en wikkel mijn rechterhand in. Een lichte kriebel in mijn buik.
Zal ik?
Reageren op dit blog? Mail me op dimi@dimitikt.nl
Aanraders
Aai d’n Engel
“Hij leeft nog, maar ja….”
Mijn Co-piloot Ron
“Ze zeiken en schijten niet zonder elkaar.”
De palingvanger van Hamelen
“Ik ben de vis op het droge. Happend naar alcohol.”
Schifahren auf einem spiegel
“Waterskiën op spiegelglad water is als dansen”
Alles
voor Arnold
“Met het zelfvertrouwen van een naaktslak stap ik de zaal binnen.”
Ik drink
dus ik ben
“Ik weet niet wie ik ben zonder alcohol.”